Werkwijze
Ik doe dit werk als hobby, met veel plezier en liefde voor de paarden. Ik begroet een paard altijd door het in zijn neus te blazen, een keer te knuffelen en er tegen te praten. Je hebt verschillende typen paarden (zoals in de kudde): wakers, leiders, vluchters en volgers. Ieder paard reageert anders; de waker en vluchter zullen niet graag op drie benen staan. Ook de leider zal, gezien zijn macho gedrag, niet graag op drie benen staan.
Paarden moeten je vertrouwen. Bij benadering voel ik al direct of dit zo is en wat voor type paard het is. Met geduld en natuurlijk overwicht bereik je dat een waker, vluchter of leider toch (zelf) zijn beentje optilt, zodat je als smid lekker kunt werken.
Stand van de hoeven
De natuurlijke stand van de hoeven en de benen houd ik in acht en in ere (zie toegevoegde tekeningen).
Voetstanden van de voorbenen (van opzij):
A. Normale stand; B. Steile stand; C. Weke stand; D. Bokhoevige stand; E. Doorgezakte stand.
Beenstanden van de voorbenen (van voren):
A. Normale stand; B. Bodemnauwe stand; C. Bodemwijde stand; D. Toontrederige stand; E. Franse stand; F. O-benige stand;
G. X-benige stand.
De binnenkant maak ik zuiver zonder teveel weg te halen. De onderkant van de zool is namelijk niet zo dik als je zou denken. Het steunsel haal ik wel zoveel mogelijk weg om het hoefmechanisme te bevorderen. De zijkanten van de straal maak ik zoveel mogelijk zuiver zodat deze goed uit kan zetten. De onderkant van de straal laat ik zitten. Losse stukjes verwijder ik wel, maar wat vast zit laat ik zitten. De straal moet de grond raken, omdat dit de natuurlijke rem van het paard is.
De samenstelling van de straal is lekker stug en taai, wat goed als rem dient. Ook als de straal de grond raakt, werkt deze als een pompmechanisme en zorgt voor een goede doorbloeding van de hoef. Natuurlijk is het niet altijd mogelijk om te bewerkstellen dat de straal de grond raakt, maar het is wel mijn streven. Verder vijl ik de hoef niet (helemaal) schoon en laat lekker het natuurlijk vet vanuit de kroonrand zitten op de hoef. Een betere bescherming bestaat er niet. Wel zorg ik dat, indien een paard alleen bekapt wordt, de rand goed wordt afgerond. Dit zodat je jezelf niet zeer doet als je de hoef optilt, maar ook om te zorgen dat als het paard op een oneffenheid trapt het niet meteen een stuk uit de hoef trapt. Meestal vraag ik mijn klanten om me te helpen door regelmatig eens met een vijl langs de onderkant van de hoefrand te gaan om zo een ronding te houden.
Je hoort over allerlei manieren van beslag. Ik ben van mening dat het kantelmoment zo goed mogelijk moet zijn. Hiervoor zorg ik dat de lip van het ijzer zoveel mogelijk tegen de witte lijn aanzit. Voorbij de witte lijn zit het leven. Het is dan ook niet natuurlijk het kantelpunt nog meer naar achteren te leggen. Bij paarden die dan nog struikelen zorg ik voor een opzet in het ijzer.
Het is gebruikelijk om achter een ijzer te plaatsen met twee lippen. Oorspronkelijk is dit bedoeld als een speciaal ijzer voor paarden die met de achterbenen de voorbenen raken, ook wel ‘vangen’ genoemd. Een dergelijk beslag moet zoveel mogelijk naar achteren worden geplaatst, dus met uiteinde van het ijzer tegen de witte lijn aan. Dit komt het afrollen ook weer ten goede.
Ezelsmid
Sinds jaren ben ik ook smid van Stichting de Ezelshoeve in Baarle- Nassau. Hiervoor heb ik een cursus gevolgd bij de beste ezelsmid van Nederland. Vaak wordt gezegd dat ezels bokhoevig moeten staan, maar ze moeten gewoon bekapt worden als een paard. Ook is de zool dikker dan die van een paard en kan goed weggesneden worden. De meeste ezels die door de Stichting herplaatst worden, blijven door mij bekapt.